Meteen na het ontbijt kroop ik achter mijn laptop. Omdat het niet wilde lukken zocht ik om me heen naar een uitvlucht. Mijn oog viel op onze nieuw aangeschafte keukenstoelen. Nog steeds waren we daar erg blij mee. En aan de kattenharen op het ribfluweel te zien, Ibbeltje ook. Die zat nu in het raamkozijn te genieten van de eerste zonnestraaltjes. Geen tijd te verliezen. Dit was hèt perfecte moment om onze stoelen te redden.
Blij met mijn nieuwe taak dook ik het aanrechtkastje in. Ik borstelde de haren weg en drapeerde een plaid over de favoriete zitting van Ibbeltje. Die spitste haar oren. Nieuwsgierig naar dat nieuwe dekentje sprong ze van de vensterbank.
Gelukkig hoefde ik nog steeds niet terug naar mijn scherm, want mijn man wandelde binnen met een kleurenwaaier.
‘Even een kleur uitkiezen voor het houtwerk op zolder.’
Uitgebreid bekeken we de honderd soorten wit en besloten voor ‘emaille’ te gaan. Hij keek me peinzend aan.
‘Zou een halve liter genoeg zijn, denk je?’
‘Geen flauw idee.’
‘Wacht, ik zoek het even op.’
Met zijn mobiel plofte hij in één van de stoelen neer. Plotseling hoorden we een vreemd geluid. Een scheetzak kon het niet zijn, die tijd lag ver achter ons. Tegelijkertijd veerde mijn man met een krijtwit gezicht weer op. Samen zagen we hoe Ibbeltje verfrommeld onder het dekentje vandaan kroop. Dronken wankelde ze naar de achterdeur en stopte. We hielden onze adem in. Ineens schudde ze haar vacht uit. Ze stapte de drempel over, nam een ferme sprong en klom de schutting op. Niet veel later paradeerde ze weer als de Lion King over de schuurtjes. Alsof er niets gebeurd was. Dat een kat negen levens had wist ik, maar ik had nog nooit gezien hoe dat eruit zag. Zo dus.