In mijn hoofd zit een enorme pieker-machine. Je gooit er een willekeurig onderwerp in en de tandwielen komen geolied op gang. Afhankelijk van mijn stemming, weer of jaargetijde, maalt de machine kalmpjes verder of draait hij compleet door.
Deze keer was het thema 'uitnodiging voor een crematie'. Van een moeder van een vriend. Naast de verdrietige gebeurtenis, was de uitnodiging een perfect onderwerp voor urenlang ‘piekerplezier’. Moeiteloos spuugde de machine de eerste piekers eruit. Een kaartje of gaan? Of allebei? Of was dat overdreven? Was gaan overdreven? Was een kaartje te mager?
Door het voorjaarsweer was ik veel piekers snel de baas. Het was een kwestie van gaan. Maar terplekke bleef er genoeg te tobben over. Was ik te vroeg? Of was ik juist te laat? Stond ik bij de juiste ingang of was er verderop nog één? Was ik te somber gekleed? Of juist te frivool?
Een aardige mevrouw van het uitvaartcentrum leidde me zonder al te veel missers naar mijn plaats. Opgelucht slaakte ik een zucht. Tot zover was het prima te doen.
Er werden dia’s getoond en mooie anekdotes verteld. Dit legde de machine voor even stil. Maar het moeilijkste deel moest nog komen. Ik gluurde om me heen. De tandwielen zette zich weer in beweging. Geef ik straks een hand of een zoen? Of een hug? Moet ik naar hen toe? Of komen ze naar mij?
Maar de sfeer was losjes en dus lag ik ’s avonds zonder al te veel ‘heb-ik-het-wel-goed-gedaan-piekers’ op de bank. Tot ik werd gebeld.
Het was mijn dochter die vroeg hoe het geweest was.
‘Er was geen rij gelukkig, net als bij de verjaardag van oma.’
‘Verjaardag?’ vroeg ze verward.
‘Oh, huh, verjaardag? Zei ik dat echt?’
Ik kreeg het warm en ging in gedachte terug naar alle ontmoetingen. Had ik iedereen staan feliciteren of condoleren?