Af en toe komen onze meiden (nu bijna 23 en 25) gezellig een weekendje thuis op de bank hangen. Eenmaal weer vertrokken blijft er vaak wat slingeren en bellen ze op.
‘Mam, ligt mijn haarklip nog bij jullie?’
Of: ‘Ik ben mijn bankpasje kwijt, hebben jullie hem gezien?’
Van die kleine dingen, die je nu eenmaal niet meteen opmerkt wanneer je bezig bent een trein te halen. Een lippenstift, setje oortjes, een oplader.
Vaak wordt het item snel teruggevonden. Behalve deze keer. Het zou gaan om een string. Mooi zwart met gouden glitters. Eentje die wat had gekost.
Er werd druk gezocht. Maandenlang. In de wasmand, onder het bed, achter de wasmachine. En omdat het formaat van die dingen soms wat verwarring oplevert zocht ik ook uitgebreid in het mandje van de haarelastiekjes en de sierraden. Maar hoe we ook ons best deden, het ding bleef onvindbaar.
Tot de meiden dit weekend langs kwamen om gezellig mee te helpen de kerstboom op te tuigen. Met een plof zette mijn man de doos met versiering neer en vouwde hem open.
Verontwaardigd griste mijn dochter haar string tussen de gekleurde ballen vandaan.
‘Pap!!’
Mijn man die altijd op 1 januari de kerstspullen netjes opruimt, keek wat bedremmeld naar het goud glitterige geval.
‘Ja, uh…hoor eens.’
Hij wilde nog van alles tegenwerpen, maar greep het ding uit haar handen en slingerde het in de boom.
‘Prachtig toch?’